HET MUSEUM VOOR
HEEM- EN OUDHEIDKUNDE
STELT VOOR ...


DE BREUK EN SCHUTTERSGILDEN

Kun jij je het nog herinneren? Tia Hellebaut op het hoogste trapje met een gouden medaille om haar nek. Olympische Spelen en medailles. Het zijn twee dingen die haast synoniem zijn. Goud, zilver of brons. Het betekent eeuwige roem. Gaston Roelants, Ivo Van Damme, Ulla Werbrouck, Robert Vandewalle of Patrick Sercu. Allemaal namen die we zo met een medaille verbinden. En zo is het altijd geweest. Maar medailles zijn niet alleen met sport verbonden. Je kunt ze ook krijgen voor een heldendaad. Of  gewoon omdat je iets speciaals hebt gedaan. Er zijn ook herinneringsmedailles om bijv. een koninklijke verjaardag te vieren. Desnoods kun je zelfs een “speekmedaille” krijgen. Omdat een echte niet voorhanden is en je er misschien toch wel een had verdiend.

En als we vieren zeggen, dan zeggen we ook Vlaanderen. En zo komen we bij het voorwerp dat we vandaag voor het voetlicht willen brengen. Een breuk uit de zeventiende eeuw.

Een breuk is in feite een soort sierketting die bestaat uit zilveren plaatjes en mag worden gedragen door de koning van een gilde, in het bijzonder een schuttersgilde, maar bijvoorbeeld ook bij het ganzenrijden in de Noorderkempen. Het duidt de waardigheid van de drager aan. In de volksmond wordt een breuk ook braak of brook genoemd, een term die uit de heraldiek (wapenkunde) komt. Koning worden in een schuttersvereniging was dan ook een uitzonderlijk gegeven en moest met een uitzonderlijk teken worden beloond. Hoe uitzonderlijk die prestatie wel was, kunnen we afleiden uit de familienamen De Koninck, De Prins, Dekeyser en al zijn varianten die tot op heden over heel Vlaanderen en Nederland zijn verspreid.

De titel van koning, prins of keizer kreeg je maar om een uitzonderlijke prestatie. Wat die prestatie precies was, verschilde van streek tot streek. Bij sommige verenigingen betekende dat drie keer na elkaar de schieting winnen, bij andere verenigingen de wedstrijd tussen verschillende verenigingen winnen.

Ook heden ten dage zijn er nog koningschietingen. Vooral in de provincie Limburg en de Antwerpse Kempen zijn de schuttersgilden nog een levend(ig) deel van ons cultureel erfgoed, met jaarlijkse happenings in de provincies aan beide zijden van de landsgrens. Google eens de term schuttersgilde en je zult verbaasd staan kijken, wat er allemaal bij die meer dan 17.000 hits hoort.

De breuk die in het bezit is van de heemkundige kring is eigenlijk een speciaal geval. In tegenstelling tot de meeste breuken schittert dit exemplaar door zijn eenvoud. Waar de meeste breuken, zoals hierboven beschreven, bestaan uit verschillende zilveren plaatjes, is de breuk uit onze collectie een eenvoudige zilveren ketting met een dubbel beeld. Die eenvoud heeft waarschijnlijk te maken met de (relatieve) rijkdom van de kruisbooggilde. Hoe rijker de vereniging, hoe exorbitanter de versieringen. Maar smaken veranderen.
 

De beeldjes zijn echter des te mooier. Het grootste beeld (8 cm) is een Christus op het kruis, t.t.z. het kruis is een gestileerde kruisboog, het wapen waarvan de gilde zich bediende. Het is erg fijn geciseleerd. Zelfs de gelaatsuitdrukking van Christus is uiterst expressief. De lendendoek doet wat onnatuurlijk aan en lijkt eerder op een grote strik. Aan de achterkant zien we een (wapen)schild waarvan we de betekenis niet kennen. Misschien is het wel het wapenschild van de kruisbooggilde zelf.

Er bestaan natuurlijk verschillende soorten kruisbogen. Dat merk je al aan de benamingen. Naast kruisboog spreekt men ook over een armborst, arbalest of voetboog. Sommige moeten met de hand worden opgespannen, andere met de voet. Bij een aantal kruisbogen heb je zelfs een lier of een katrol nodig om de boog op te spannen. Een kruisboog is preciezer en ook gevaarlijker dan een handboog, maar deze laatste is dan weer veel sneller in het gebruik.

Het tweede beeldje is een vogel (5 cm) met een krans in de bek. De vogel lijkt op een duif  maar wordt in sommige catalogi als papegaai omschreven. De krans verwijst duidelijk naar de zege van de koning en is een referentie aan de antieke tijd waarbij gelauwerde mensen een laurierkrans op het hoofd krijgen. Vandaar trouwens het woordje lauweren.

Dat de vogel vaker als een papegaai wordt omschreven heeft waarschijnlijk te maken met de benaming van het schieten. Gaaischieten of papegaaischieten is de gangbare naam van het schieten. In het Engels popinjay en in het Frans papegai (van het Nederlands geleend). En wat deed onze koning (of keizer)? Hij schoot gewoon de oppergaai. Dat kan zowel op staande als op liggende wip.

De waarde van deze breuk ligt in de zeldzaamheid. Het aantal “oude” breuken is beperkt omdat de meeste breuken in zilverschattingen werden opgeëist en gesmolten. Ze zijn nochtans een prachtig symbool voor een volkssport die is ontstaan uit het militaire gebruik en die nu nog duizenden Vlamingen in de ban houdt. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het gaaischieten bij UNESCO werd voorgesteld als levend cultureel erfgoed.

Je kunt deze breuk bewonderen in het museum voor heem- en oudheidkunde. Ze bevindt zich in de kast van het gildeleven.

En dat brengt ons bij een gilde die in Kontich heeft bestaan.

De Sint-Martinusgilde was een gilde van kolveniers. Ze ontstond in 1700 en kende een ongelijkmatig verloop. De leden gebruikten geen boog maar een kolf. Oorspronkelijk was een kolf een knuppel, maar het evolueerde tot een vuurwapen. We spreken nu nog van een geweerkolf.

Onze Kontichse gilde ging halverwege de negentiende eeuw teniet. De leden gingen op in andere schuttersverenigingen. De archieven berusten nu in het documentatiecentrum. Het gildeboek van de gilde vind je ook in de kast van het gildeleven. Misschien is het ook wel een kolfje naar jouw hand.

Van al die verenigingen is in Kontich – in tegenstelling tot heel wat andere plaatsen - niks meer overgebleven. De enige plaats waar je nog kunt schieten is in de Zilverbergstraat, maar voor een kruisboog zal daar wel geen plaats zijn.

De schutters hebben in ieder geval hun sporen gedrukt op een aantal namen. We hoeven slechts te verwijzen naar de Schuttershofstraat. Of de Wipstraat. En vroeger kon je naar café De Wip, die bevond zich op de hoek van de Nieuwstraat en de Peter Benoitlaan. En ondertussen is café de Wipschutter aan een nieuw leven begonnen en doet het precies wat het gildeleven vroeger al deed, jong en oud samenbrengen. En we durven er een pint op verwedden dat je met het biljarten nog altijd een medaille kunt verdienen.

Paul Catteeuw en Guido Theys
Informatieblad van de gemeente Kontich, november 2010

HOME

Created: 05/12/2010
© 2003 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden