aHET MUSEUM VOOR
aHEEM- EN OUDHEIDKUNDE
aSTELT VOOR ...


Contich anno 1912

Op een novemberdag in 1907 hing er een dichte mist over Kontich. Een automobiel reed over de Antwerpse steenweg richting dorpscentrum, te snel. Maar ja, tegenliggers had hij niet te vrezen. Van de Koningin Astridlaan was nog geen sprake: daar strekten zich weiden

 

en akkers uit. En de dreef met statige beuken die leidde naar het chique kasteel van Boutersem… Helaas had de chauffeur niet tijdig de kar opgemerkt ter hoogte van het hof Havenith, een landhuis dat toen nog fier oprees op de plaats waar nu de Delhaize is. Hij probeerde de wagen te ontwijken maar sukkelde de gracht in. Gelukkig kwam er even later een batterij kanonniers voorbij (de kazerne zat nog vol soldaten!) die de auto weer op de weg hielpen.

Dit is de eerste vermelding van een auto die door Kontich reed. Het bericht stond in de Gazet van Antwerpen. Wie de eigenaar was, stond er niet bij. Misschien één van de kasteelheren? Een ander kon zich immers zo’n luxe-voertuig niet permitteren! Stel je voor: de fiets was toen al jaren massaal in het straatbeeld verschenen. Naast paard en kar natuurlijk. Maar automobielen waren een zeldzaamheid.

Nieuwsgierig begon ik verder te grasduinen in de kranten van honderd jaar geleden en in de historische studies over ons dorp. Hoe anders was het leven in 1912?

Ik laat de onfortuinlijke automobilist achter en volg de smalle kasseiweg verder naar de kerk. Onderweg passeer ik de laatste molen van Kontich. De plek van de Hoogmolen is vandaag doorsneden door de Altenastraat. De Vrijselmolen aan de andere kant van het

  dorp werd al in 1911 afgebroken: Schoesetters had de toelating gekregen om in de plaats een maalinstallatie met gasmotor in werking te zetten. Vandaag is firma Groeninghe van de familie Mennes er gevestigd.

Gasvoorziening begon ingeburgerd te geraken om de huizen te verlichten. Er stonden liefst 183 gaslantaarns langs de straten.

En precies honderd jaar geleden kreeg “Electricité de l’Escaut” de vergunning om elektriciteit te leveren voor huishoudelijke verlichting en verwarming. In de Noordstraat werd de verdelingspost gebouwd die er nog altijd staat. Voor de voorziening in drinkwater is het nog wachten tot 1921. Sinds vijf jaar kon al wel aangesloten worden op het telefoonnet.

 
De nachtwaker ontstak de gaslantaarns: H. Timmermans vervulde al 65 jaar die functie en zou pas drie jaar laten zijn ontslag indienen. Overdag stond hij ook in voor het reinigen van de rioolputten en op drukke dagen zoals de kermis moest hij de veldwachter bijstaan om de orde te handhaven. Ook de “garde civique” of burgerwacht bestond nog. Sinds een jaar beschikten veldwachter Charel Merckx en commissaris F. Ballegeer zowaar over een fiets en konden we spreken van onze “bereden” politie! Bedelaars en andere vagebonden sloten ze op in de “amigo” onder het gemeentehuis, tot ze tijd hadden om hen naar het arresthuis in Antwerpen te brengen. De autobus reed nog niet, dus moesten ze te voet. Als er genoeg geld in kas was, deden ze een beroep op Frans Van Roy, de waard uit De Fortuin, die hen met de koets naar Antwerpen voerde of naar onze “Ooststatie”.

Ondertussen moesten ze het toezicht in onze gemeente toevertrouwen aan de rijkswacht, die nog niet lang verhuisd was van het Sint-Jansplein (De Ploeg) naar Molenstraat 50-52.

Nu we toch in de dorpskom beland zijn, kijken we even naar het bescheiden geveltje van Sint-Jozef, de enige middelbare school van Kontich, nog geprangd tussen statige herenhuizen en krotwoningen. Beroepsonderwijs voor uitsluitend meisjes. Sint-Rita moest nog gebouwd worden. De kiem van wat het VTI zou worden was al gelegd in 1908:

 

Vrije Vaktekenleergangen in avond- en zondagonderwijs. Georganiseerd door de parochiegeestelijkheid in de gebouwen van de gemeentelijke jongensschool. Op een foto zie ik het klasje van meester Kennes in de lagere school: ik tel 61 leerlingen in 1912! Altena was nog een weeshuis, “rijksonderwijs” was nog afwezig.

Voor het algemeen middelbaar onderwijs

  moesten de kinderen naar de stad, waarschijnlijk meestal op internaat, want het openbaar vervoer stelde nog niet veel voor. En er was zowaar ook een studentenbond die zich actief met de taalstrijd bezighield. Er werd aan toneel gedaan, vergaderingen belegd en in 1912 werd zelfs de gouwdag in onze gemeente georganiseerd. Deze gilde noemde zich “Kerk en Taal”, zoals staat op de vlag bij het groepsportret ter gelegenheid van haar vijfjarig bestaan, 100 jaar geleden.

En nu we het toch over de kerk hebben: pastoor-deken de Coster was toen 53 jaar, zijn onderpastoors waren Spillemaeckers en De Keersmaeker, die net in 1912 werd opgevolgd

door Van de Velde. In datzelfde jaar werd ook beslist de toen nog lelijke kerk te vergroten en te verfraaien. Helaas zou een wereldoorlog een stokje steken in de snelle uitvoering van de plannen…

In het huis op de hoek van de Mechelsesteenweg en het Sint-Martinusplein woonde de uit Poperinge afkomstige dokter René Sansen. Hij was burgemeester, Frans Van Roy en Edward De Meulder (van brouwerij De Sleutel) waren schepenen. Zij behoorden allen tot de katholieke partij die in de meerderheid was. Hun tegenstrevers waren traditioneel de liberalen, maar ondertussen begonnen ook de socialisten in Kontich opgang te maken. Bij de verkiezingen op 15 oktober 1911 hadden zij zelfs kartel gevormd met de liberalen, maar het mocht niet baten. De kiezer stemde uitgesproken katholiek met een meerderheid van ruim 500

 
  stemmen. Kontich telde toen iets meer dan 6000 inwoners. Eén van Sansens eerste beslissingen in 1912 was om een grond aan te kopen aan de Duffelsesteenweg om een nieuwe begraafplaats aan te leggen. Aan de achterkant van de kerk had hij al een parkje laten aanleggen met een water spuitende krokodil als fontein. De volledige ontgraving van het kerkhof rond de kerk werd pas in 1923 uitgevoerd.

De liberalen vergaderden in het “Gulden Hoofd”, een herberg met zaal die aanleunde tegen het gemeentehuis. Daar speelde ook de koninklijke harmonie Sint-Cecilia, gesticht in 1813.

 

Op 1 februari 1912 namen zij plechtig afscheid van hun lokaal: de gemeente had het café aangekocht om het af te breken want het gebouw werd een gevaar voor het toenemende verkeer. Zij verhuisden naar “Ons Welzijn” in de Molenstraat (later cinema Rio).


 

Voorzitter Edmond Bouwens nam even later ontslag maar bleef betrokken als erevoorzitter. Hij was vrederechter maar ook een flamboyante figuur in het culturele en politieke leven van Kontich. Dirigent was Josse Clymans: Peter Benoit noemde hem “mijn beste leerling”. Toen de harmonie haar 100ste verjaardag vierde, schreef hij een cantate op tekst van Raf Verhulst, toen een groot dichter met wortels in Kontich: “Gegroet mijn dorp met spitse toren; aan u ’t gemoed van ieder kind dat in uw schaduw werd geboren en dat u blij steeds wedervindt.”.  

 

De socialisten begonnen in die tijd aan hun gestage opmars in Kontich, waar veel arbeiders woonden en werkten in vaak erbarmelijke omstandigheden. Niet het minst de talrijke diamantbewerkers. Hun lokaal was “Het Wiphuis” in de Drabstraat, een inmiddels verdwenen café in de buurt van de huidige Kongostraat. De wip stond aan de overkant op de terreinen van het latere betonfabriek van Torfs. In juni 1912 waren er parlementsverkiezingen. Na de zondagmis stonden de “sossen” aan de kerk, maakten muziek, zongen strijdliederen en voerden propaganda. Ze hadden niet echt veel bijval…

Nog een uitsmijter uit “Onze Gazet”, het katholieke “orgaan der belangen van ’t Kanton Contich” van 24 maart 1912: “Verleden Maandag kregen wij alhier een vreemdsoortige bezoeker. Een ‘natuurmensch’ – naar men zegt zijn er zoo twee – die ook in Antwerpen en in Brussel rondloopt en boekjes verkoopt, wandelde door de straten van ons dorp al roepende: wordt natuurmensch! De man, in eenen wijden pij gehuld, blootshoofd met tamelijk lange haren en

blootsvoets in sandalen, wekte de nieuwsgierigheid op van het publiek. Naar het schijnt eet die man niets dan groensels en fruiten der aarde en hoegenaamd geen vleesch, hij drinkt niets dan water, hij rookt niet, snuift niet, chiekt niet en hoopt alzo honderd vijftig jaar oud te worden en nooit ziek te zijn. Enfin hij leeft heel en gansch volgens de natuur!”. Misschien loopt hij dus nog altijd rond?

Ik moet onze wandeling door het verleden staken. Ik ben nog niet ver geraakt. Waarloos is niet aan bod gekomen. Misschien wandelen we daar volgend jaar wel eens rond en laten we 1913 tot leven komen. Als aanloop tot de grote wereldbrand en zijn gevolgen ten onzent van 1914 tot 1918.

Frank Hellemans
Uit het Informatieblad van de gemeente Kontich, mei 2012

Zoeken in onze website

Created: 17/06/2012
© 2003 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden