Van liefde en … lollepotten

Wie voor – we kijken niet op een jaar meer of minder – 1965 is geboren, moet zich zeker nog dit herinneren: een warmwaterkruik. Niet dat die dingen nu niet meer bestaan, maar vroeger was dit een alledaags gebruiksvoorwerp. Toch in de winter. Hoe kwam dat?

Wel, centrale verwarming was tot halverwege de jaren zestig iets dat enkel de rijkere klasse zich kon permitteren. Gewone huizen werden gewoon door een kachel verwarmd. Dat wil zeggen, de huiskamer werd verwarmd. En misschien nog de keuken. Maar dat was het zo ongeveer. Slaapkamers waren putteke winter ijskelders. En donsdekens waren ook iets waar we geen weet van hadden. Een koud bed, daar moest je ’s avonds instappen. En als je al een beetje geluk had, dan waren er misschien flanellen lakens.

Maar op de koudste vriesdagen van het jaar kon je gegarandeerd je adem zien. En kon je de ijsbloemen op de ramen bewonderen. En dan deed zo’n bedkruik wonderen. Lekker warm aan de voeten. Onder de zware dekenlast. En misschien eventueel nog met een slaapmuts. Tot je de volgende ochtend onder je bed vlug die pantoffels zocht en zo snel mogelijk de woonkamer opzocht om de ronkende kachelwarmte te omhelzen. Toch, als vader de volle kolenkit in de feu continu of de Leuvense stoof had gegoten. Sommigen kijken daar nu met nostalgie op terug, mij laat het eerder koud, ik vind vloerverwarming veel beter.

Koude, het is iets waar we ons in ons klimaat moeten tegen beschermen. Ook al lukt dat nu veel beter dan vroeger met Goretex jassen, fleece truien en dergelijke meer. Vroeger moest men het met veel primitiever materiaal zien te overwinnen. Zelfs met zaken die we nu niet meer kennen.

Heb je al eens van een lollepot of een vuurpot gehoord? Vermoedelijk niet. Toch is het niet onwaarschijnlijk dat jouw (bet)(over)grootmoeder dit ding nog heeft gebruikt. Het is een soort stoofje dat onder de rokken werd gezet en waarmee men de voeten, benen en dijen kon verwarmen.

Je gelooft mij niet? Dan spreek ik nog eens de mensen aan die geboren zijn voor 1965. En misschien nog iets vroeger. Zij zullen zich nog wel de film Die Blechtrommel (De blikken trommel) herinneren. Volker Schlöndorff draaide deze veelbekroonde prent naar de gelijknamige roman van Nobelprijswinnaar Günter Grass. In een van de beginscènes verkoopt de oma van Oskar Mazerath, de hoofdfiguur, aardappelen op de winterse markt van Danzig (Gdansk) en tegen betaling komt een venter een gloeiende baksteen onder de rokken van de vrouw leggen. De film is van 1979, maar misschien kan je het je nog herinneren. Het gaat hier in ieder geval om de meest primitieve vorm van een lollepot.

In ons Museum voor Heem- en Oudheidkunde hebben we drie mooie exemplaren. Een lollepot uit steen, eentje uit hout en eentje uit koper.

Hoe werkte zo’n ding nu precies? Wel, in die pot zat er meestal een bakje, waarin men de brandstof deed. Afhankelijk van de financiële situatie kon dat gaan van wat hout of houtskool tot kolen. Ook turf kon worden gebruikt.

En de pot zelf verraadde natuurlijk ook de financiële status van de gebruiker. Het laat zich aanzien dat ons stenen exemplaar eerder door de werkende klasse werd gebruikt, terwijl de twee andere modellen eigenlijk al kunstvoorwerpen zijn en eerder in de meer begoede klassen werden gebruikt.

Dit betekent meteen ook dat een lollepot doorheen alle lagen van de bevolking door vrouwen werd gebruikt. En alleen maar door vrouwen, omdat ze het onder hun rokken konden plaatsen. Bij mannen zou dat in ieder geval veel minder effect hebben, aangezien zij een broek dragen. Je kon er - zoals bij de vrouwen - de naakte dijen niet mee verwarmen en de warmte ging onmiddellijk verloren, terwijl de goeie ouderwetse rok tot op de grond eerder als een soort theemuts functioneerde. Maar we moeten er ook wel bij vertellen dat brandwonden schering en inslag waren. Er zijn zelfs getuigenissen van rokken die in brand vlogen, tot en met dodelijke afloop.

Titelpagina Kiliaan Vrouwen gebruikten deze lollepotten overal waar ze maar konden en er behoefte aan hadden. Dus ook in de kerken. Erg begrijpelijk omdat een kerk vroeger in ieder geval een wel zeer koude plek was.

Maar dit gebeurde vaak tot ergernis van de geestelijkheid, want die zag in de lollepotten een object dat aanleiding gaf tot een verderfelijk leven. Pastoors vonden het blijkbaar niet kunnen dat er dingen onder de rokken van hun vrouwelijke gelovigen gebeurden, waarvan zij geen weet hadden …

En zo komen we vanzelf bij de vreemde benaming voor dergelijke vuurpotten.

Je mag je hand in de lucht steken als je al ooit van een lollepot had gehoord, laat staan dat je wist waarvoor het diende. Niet dat we onze lezers onderschatten, maar dit voorwerp is in onze contreien al meer dan een eeuw niet meer in gebruik. Het frequente gebruik ervan gaat zelfs terug tot de zeventiende en achttiende eeuw. En we moeten minstens nog eens zo ver terug in de tijd om de oorsprong van het woord lollepot te achterhalen.

Het woord bestaat uit twee delen: lollen en pot. Het moge duidelijk zijn wat pot in deze samenstelling betekent, het gaat hier om de container die wordt gebruikt om de brandstof te branden.

Maar wat betekent lollen nu precies?

Excerpt Kiliaan Van Dale verklaart het woord als prevelen of dommelen met een eerste attestatie (vindplaats in documenten) in 1437, m.a.w. bijna zeven eeuwen geleden. Het woordenboek verwijst hier naar het Engelse lullaby en het Duitse lullen of lallen. En zelfs naar het Latijn: lallare betekent immers in slaap zingen en is dus een klanknabootsing.

Zegt de naam Cornelis Kiliaan jou iets? Ja, het is de man van de Kiliaanstraat in Duffel. Naast de duffelse jas leverde onze buurgemeente ook een historische figuur van groot formaat.

Kiliaan, werkzaam als corrector en vertaler bij Plantijn en daarna Moretus, zorgde in 1599 voor het eerste verklarende woordenboek in de Nederlandse taal: Etymologicum teutonicae linguae. Hij verklaart de Nederlandse woorden in het Latijn en maakt hierbij een verschil tussen lallen/lullen (dat naar de verklaring hierboven verwijst) en lollen dat hij verklaart als de dijen (fœmora & interfœmineum) verwarmen met een warmtebron (foculum).

En vandaar is het slechts een kleine stap van verwarmen naar koesteren van de (in dit geval vrouwelijke) dijen. En nog een stap verder: geil zijn.

Wat er ook van zij, het is vrij duidelijk, een pot om je dijen en benen te verwarmen is een lollepot.

En aangezien het een voorwerp is dat uitsluitend door vrouwen werd gebruikt, werd het al snel een synoniem voor lesbienne. En vreemd genoeg (wegens betekenisoverdracht?) in sommige dialecten (o.a. het Kortrijks) ook de benaming voor een homo. Je ziet tot waar zo’n potje je kan leiden.

Het zal je dan ook niet verwonderen dat het woord lollepot vaak aanleiding gaf tot scabreuze liedjes, spotprenten en gezegdes. We geven je er twee mee:

Mietjen mag ik myn pype ‘nen keer ontsteken aen uywen vierpot? en Beter een lollepot dan van onderen gesloten.

Ik veronderstel dat daar verder geen uitleg bij hoeft.

Alleen nog dit tot slot: ondanks het feit dat menig pastoor hevig tekeerging tegen de lollepot en dat het eigenlijk alleen door vrouwen werd gebruikt, toch zijn er heel wat kerken die een ingebouwde lollepot in de biechtstoelen hadden!

Ga gerust eens een kijkje nemen in Antwerpen, in de Sint-Pauluskerk of de Sint-Augustinuskerk (AMUZ - Augustinus Muziekcentrum). Maar zorg dat je je vingers niet verbrandt, een lollepot kan immers gloeiend heet zijn.

Tekst: Paul Catteeuw; foto's: Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich.
Uit het Informatieblad van de gemeente Kontich, mei 2017.

En vind HIER de lijst van alle heemkundige "Sprokkels" over Kontich-Waarloos.

Zoeken in onze website



Created: 26/05/2017
© 2003-2017 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden