Op 10 mei 1940 vielen de Duitse troepen België binnen. ’s Anderendaags deed koning Leopold III via de radio een oproep: alle 16- tot 35-jare mannen moesten zich laten inlijven bij de Belgische strijdkrachten. Die van Kontich dienden zich aan te melden in Roeselare. Een van hen was Marcel Hellemans, zestien jaar. Op maandag 13 mei vertrok hij om 11.15 uur vanuit Kontich-Kazerne met een speciale trein, samen met vier kameraden: Gaspart Van Olmen, Jules Gillemot, Frans Goovaers en Leon Van Hellemont. Zij hadden elk ongeveer 500 frank op zak en een rugzak met wat kleren en proviand voor 48 uur. Na een bewogen reis kwamen ze pas om 19 uur in Gent aan. Ze waren voortdurend gebombardeerd geweest en sprongen er van de trein. Van daar trokken ze te voet naar Deinze, waar ze een slaapplaats vonden bij het Rode Kruis.
Het land stond in rep en roer. Roeselare bleek overrompeld door jonge mannen zoals zij, maar niemand kon hen helpen. Ze zwierven dagen verder, richting Frankrijk. Na een week kwamen ze in Cherbourg aan waar twee vrachtschepen vertrekkensklaar lagen. Ze gingen aan boord en kwamen zonder problemen aan in Southampton. Het andere schip kwam niet aan: getorpedeerd en gezonken…
De vijf Kontichnaars werden ondergebracht bij families in de buitenwijken van Londen. Het werd een traumatische tijd: ze spraken geen Engels, hadden geen inkomen en het eerste jaar hoorden ze niets van hun familie. In september sloten ze zich aan bij het Belgische leger in Engeland. Daar heersten nogal wat wantoestanden tot kolonel Jean-Baptist Piron in 1943 orde op zaken kwam stellen. Marcel was sergeant en kanonnier bij de infanterie. Op 7 augustus 1944 landde de Brigade in Normandië onder Brits commando: de 6th Airborne Division. De volgende weken baanden zij zich een weg naar de Belgische grens, die ze op 3 september eindelijk overstaken. Als eersten reden ze die dag triomfantelijk Brussel binnen.
’s Anderendaags bleek ook Kontich bevrijd en spoedig zagen ze hun familie weer, meer dan vier jaar na het plotse afscheid. Ze werden ontvangen in het huis van burgemeester Geerts: “Van daaruit zijn we stoetsgewijs vertrokken naar het gemeentehuis. Men had een soort harmonie bij elkaar gesprokkeld en die gingen op kop en gans de bevolking stond buiten naar ons te kijken. We zijn dan tot op het pui van het gemeentehuis gegaan.” Daar heeft Marcel een paar woorden tot de menigte gericht, om hen te verzekeren dat ze de strijd tot het bittere einde zouden voortzetten. “Men begon te dansen van vreugde.”
En inderdaad, onze helden werden enkele dagen later al ingezet om te helpen Nederland te bevrijden – Marcel met zijn kanon. Deze “Hollandse veldtocht” was voor hen de zwaarste beproeving, zwaarder dan Normandië, en werd half november afgebroken. Marcel ging een maand terug naar Engeland op cursus. In april volgde een tweede veldtocht in Nederland tot de Duitse capitulatie op 8 mei 1945. Daarna volgde nog de bezetting in Duitsland. Marcel had de oorlog overleefd, maar was voor altijd getekend.
Zijn vier vrienden waren al langer overleden, nu is Marcel Hellemans er ook niet meer. Gelukkig zijn zijn avonturen en die van de vier andere “helden van Kontich” voor altijd bewaard in talrijke artikels en interviews en in hun (familie)archieven. Vier van hen hebben zelfs hun verhaal verteld en opgenomen op cassette. Op basis daarvan heeft Lierenaar Jan Leys een publicatie samengesteld met als titel “Vijf Kontichnaren op oorlogspad”: de Kring voor Heemkunde hoopt ze ooit nog eens te kunnen uitgeven.
Van de vijf was Marcel wellicht de meest gekende: hij was actief en graag gezien in het Kontichse verenigingsleven. De redactie betuigt de familie haar oprechte deelneming.
Frank Hellemans, met dank aan Mireille Hellemans en de Kring voor Heemkunde.
Uit: KONTICH WAARLOOS Hier en Nu, september 2011.
HOME