Het raadsel van het open graf… … en nostalgische mijmeringen over de tijd van toen
Enkele jaren geleden waaide er een raadselachtige foto binnen in het documentatiecentrum van de heemkundige kring. Als je van Kontich bent, herken je natuurlijk meteen het kerkhof. Een jonge man leest een gebed voor, of een grafrede. Een priester staat klaar om de kist te zegenen. Bijna dertig jongens en jonge mannen staan rond de grafkuil. Geen vrouwen. Opvallende dassen. Uniformen misschien? VNV’ers? Sympathisanten van het nationaal-socialisme? Let maar eens op die jonge snaak pal onder het kruis, met zijn lange overjas van het Duitse type… Jaren dertig nog, of tijdens de Tweede Wereldoorlog? Wie hier iets meer over weet mag het ons vertellen, graag zelfs!
Op de achtergrond zie je nog de robuuste gemetselde muur die het kerkhof omringde. Helemaal rechts nog geen bebouwing langs de Duffelsesteenweg. Links het huis van mijn grootvader, Frans Tuyteleers. Nu, mei 2015, met de grond gelijkgemaakt.
En langs het tuinpad van m’n vader zag ik de hoge bomen staan. Ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan, zo luidde het refrein van Wim Sonneveld. Ik zie nu dat onze groteva toen hoge bonenstaken had staan. Zoals ik al eens eerder schreef, hij was bakker, laatst waar nu Den Ouden Ambacht is. Hij kocht een stuk grond van bijna een hectare langs de Duffelsesteenweg tot aan de Blauwesteenstraat, grenzend aan de Lijsterbolstraat. Daar liet hij in 1934 een dubbelwoonst bouwen, om er te gaan rentenieren, maar ook te hovenieren en een heel neerhof te onderhouden, met kippen, konijnen, geiten en honden.
De architect was Armand De Backer (1893-1963) uit Mortsel, die in Oude-God en elders al heel wat fraaie woningen had opgetrokken. De aannemers waren de gebroeders Dens van de Molenstraat.
Helaas had mijn opa familiale tegenslag. Mijn tantes hadden een zwakke gezondheid en de medische kosten liepen hoog op. Er was ook nog geen ziekteverzekering zoals nu. Hij moest percelen bouwgrond verkopen om hen de beste verzorging te garanderen. Uiteindelijk is mijn moeder als enige van zijn kinderen overgebleven.
Nu besef ik pas wat een weelde het was om daar mijn jeugd te mogen beleven. Een tuin vol fruitbomen, hoogstammen met fruit dat verleidelijke namen droeg als notarisappel of transparant de croncel, dobbelfluppen en louise bonne d’avranches. Zoete zwarte kersen en witbuiken. Hazelaars en okkernoten. Als we over de brede kerkhofmuur slopen konden we snoepen van de rijpe krieken. Lager bij de grond vonden we stekelbezen (kruisbessen, familie van de kiwi) en rode besjes. In de serre groeiden blauwe druiven en er waren niet alleen blauwe en gele pruimen, maar zelfs perziken!
Op een nacht viel de majestueuze kerkhofmuur om. Onze schapen vonden de chrysanten op het kerkhof best lekker. En de ontsnapte wilde konijnen vermenigvuldigden zich en moesten deskundig worden uitgeroeid. Ze hebben wel de kranten gehaald.
Maar de huizen raakten in verval. Het ouderlijke huis was voor een Nederlandse huurder zelfs tijdelijk een wietplantage. De politie heeft de zeshonderd cannabisplantjes deskundig vernietigd, maar de ravage die de huurder had aangericht werd nooit vergoed. En nu wil een projectontwikkelaar er 14 appartementen en 5 woningen aanbieden als residentie Condacum. Geen bijster originele naam. Misschien kunnen ze de servitudeweg nog Tuyteleersleike noemen of zo, ter nagedachtenis aan onze groteva. Nen echte van Kontich!
Tekst: Frank Hellemans. Foto’s: Koninklijke Kring voor Heemkunde Kontich.
Uit KONTICH WAARLOOS Hier en Nu, mei 2015.
|