Het Museum voor Heem- en Oudheidkunde te Kontich
Vijftig jaar: een hele geschiedenis
We schrijven 3 januari 1959. Het is erg druk op de zolder van de gemeentelijke jongensschool (nu Abraham Hansschool). Na maanden intense arbeid van heel wat vrijwilligers en gemeentepersoneel is de zolder van 18 m op 10 m omgebouwd tot “een museum in wording”.
Van bij het begin heeft de kring voor heemkunde alles in het werk gesteld om de bevolking mee te laten genieten van haar bezittingen. De eerste jaren gebeurt dit met tijdelijke (thema)tentoonstellingen (1946 tot 1958), die gewoonlijk ter gelegenheid van de septemberkermis in de raadzaal van het (oude) gemeentehuis plaatsvinden. Dankzij het grote succes van deze tentoonstellingen en ten gevolge van de steeds aangroeiende verzameling wordt de nood naar een vaste ruimte alsmaar groter. En wanneer de kring “voor een appel en een ei” de toonkasten en vitrines van het Antwerps museum voor folklore kan aankopen, wordt de noodzaak pas echt dwingend. Er wordt gedacht aan het gebruik van een alleenstaand huis in het gemeentelijke park of aan twee paviljoenen van het Pluysegemhof. Maar wie “de zolder van de jongensschool” heeft gesuggereerd is niet geweten. Is dat wel realistisch? Enkel via een “kiekentrapladdertje” komt men in een volledig onderkomen ruimte waarvan wordt gezegd: “dat ze vandaag of morgen kan instorten”. Dus… werk aan de winkel! Reparaties, bekleding, verwarming en verlichting… meer dan een kilometer vezelplaat en twee kilometer kwartrond wordt er verwerkt. Dit alles wordt vooral verwezenlijkt door een groep vrijwilligers onder de stuwende en vakkundige leiding van Z.E.H. deken Jozef van Herck.
Het museum start met als thema: «Van de wieg tot het graf». De tentoonstelling begint bij de wieg, om verder te gaan met het kinderspeelgoed en de school. Dan volgen de activiteiten van de volwassen mens: zijn ambacht, zijn ontspanning en gemeenschapsleven, zijn devotie, om tenslotte te eindigen bij de dood, met prenten en overlijdensberichten.
Van bij de eerste dag is de 180 m² volledig ingenomen en lijkt de opstelling, bij gebrek aan ruimte, onlogisch. Het duurt bijgevolg niet lang, of een tweede, nog beschikbare zolderruimte wordt door de gemeente ter beschikking gesteld en mede door mensen van de kring ingericht. Hierbij mag de naam van notaris Sansen niet ontbreken, want het is in hoge mate onder zijn impuls en financiële steun dat dit wordt verwezenlijkt. Drie weken vóór de officiële opening sterft deze weldoener en als teken van erkentelijkheid krijgt de nieuwe zaal zijn naam: “Notaris Joris Sansenzaal”.
Onder ruime belangstelling wordt deze zaal op 29 september 1962 geopend met als gastspreker dr. Weyns, conservator van het openluchtmuseum van Bokrijk.
Ten gevolge van nieuwe wegenwerken en bouwprojecten komen er, na verschillende opgravingen, heel wat interessante voorwerpen naar het museum. Op 12 februari 1966 wordt een stand “opgravingen” officieel ingehuldigd. Ook de naam van het museum wordt gewijzigd in: “Museum voor Heem- en Oudheidkunde ”.
Een klein kamertje, tussen de twee zalen in, dat eerst voorzien is voor het opslaan van reserve of als vergaderzaal, kan worden gebruikt, wordt ingenomen door een verzameling gipsmodellen, onder de benaming: “Wij leren stijlen”. Het zijn afdrukken van meubilair en binnenhuisarchitectuur, waarbij de bezoeker een wandeling kan maken doorheen de kunststijlen van 1400 tot 1800.
Ook andere heemkundige aanwinsten komen talrijk binnen: textiel, bidprentjes, boeken, foto’s. En wanneer Kontich, met een aantal dorpsbeelden en vertrouwde gezichten, op 10 maart 1969 op TV komt, is er vreugde en fierheid alom. Het grootste deel van de uitzending speelt zich af in het museum voor heem- en oudheidkunde.
Wanneer, tijdens deze uitzending, de reporter aan de burgemeester vraagt “hoe hij de snelle groei van het museum denkt op te vangen”, antwoordt deze: “dat de lokalen zeker moeten uitgebreid worden, maar dat de gemeente onmogelijk kan beschikken over de kredieten voor de bouw van een groot museum. Er kan wel gedacht worden aan een intercommunaal museum waarbij elke gemeente het hare zou bijbrengen”
Intussen is eredeken Jozef Van Herck op rust (1961) en ingetrokken in het huis Duivenstraat 22 (huidig Documentatiecentrum) . Hij schenkt deze eigendom bij legaat (1970) aan de gemeente Kontich “om in het eigendom een gemeentelijk museum of eventueel een streekmuseum voor heem- en oudheidkunde in te richten”.
Er worden plannen en berekeningen gemaakt voor het bouwen van museumpaviljoenen: uiteindelijk wordt elk ontwerp te duur bevonden en vervangen door het verbouwingsproject “Hubrix” (Magdalenastraat), wat nog wel een hele tijd op zich zal laten wachten.
Maar in 1984 verandert alles. Want op 2 november wordt er in het schepencollege beslist : “Ingevolge de dakwerken aan de gemeentelijke lagere school Molenstraat is zware waterschade veroorzaakt aan de plafondbekleding van de zolders, die gebruikt worden als museum door de Kring van Heemkunde. Een gedeeltelijke ontruiming is noodzakelijk….” Dit heeft voor gevolg dat het museum tijdelijk moet worden gesloten. Doch dat ‘tijdelijk’ krijgt hoe langer hoe meer de betekenis van ‘definitief’. Wel worden twee zalen van het (oude) gemeentehuis ter beschikking gesteld en op 20 april 1985, ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van het gemeentehuis, officieel geopend. Ondanks het feit dat de beschikbare ruimte veel te klein is, wordt er een recordaantal bezoekers genoteerd, vooral tijdens de septemberkermis.
Maar wanneer in september 1990 de renovatie van dat gemeentehuis ook nog aan de orde komt, wordt het pas dramatisch voor het museum.
Er volgt een tijd dat de voorwerpen van het museum dikwijls worden uitgeleend voor projecten in binnen- en buitenland, maar in Kontich schijnt er geen plaats te zijn.
Uiteindelijk komt er toch redding! Een eigen locatie in het Bibliotheek- en cultuurgebouw op het Sint-Jansplein.
Voor de inhoudelijke invulling zorgt de Kring, onder de deskundige leiding van conservator Guido Theys. Het is niet de bedoeling alles te tonen, maar een juist evenwicht te vinden tussen kwaliteit en kwantiteit.
Op vrijdag 10 september 1999 wordt het nieuwe Museum voor Heem- en Oudheidkunde ingehuldigd. In enkele toespraken dankt de Kring voor Heemkunde het gemeentebestuur voor de steun die ze heeft gekregen bij het tot stand komen van het nieuwe museum: een investering ‘door’ en ‘voor’ het volk.
Op zijn beurt vindt burgemeester Marus Kempenaers het maar normaal dat belangrijke vondsten, in Kontich gedaan, worden gekoesterd. Hij beseft tevens dat slechts een klein deel van de collectie te pronken staat maar hij insinueert dat “een volgend gemeentebestuur kan denken aan een tweede museum om alles tot zijn recht te laten komen; want hij is er van overtuigd dat het museum een vaste en blijvende waarde is in onze gemeente”.
Hopelijk vind je binnenkort ook de tijd om eens een bezoek te brengen aan het museum. Het is alle zondagen gratis toegankelijk van 14.00 u tot 17.00 u (behalve tijdens de zomermaanden en op feestdagen).
Gedurende de maand januari 2009 krijg je ook, in de toonkasten in het gemeentehuis, een overzicht over "50 jaar Museum voor Heem- en Oudheidkunde te Kontich”.
Ward Teugels
Uit het Informatieblad van de gemeente Kontich, januari 2009.
HOME