aHET MUSEUM VOOR
aHEEM- EN OUDHEIDKUNDE
aSTELT VOOR ...
 

VAN WAERLOES, VAN WAERLOOS, DE WAERLOOS, ...

In het pas verschenen nummer van ‘Mededelingen van de vereniging voor Heemkunde in Klein Brabant vzw’ vermeldt auteur Paul De Borger in ‘Achthonderd jaar Breendonk’ een merkwaardige Mechelse schepenbrief uit 1264. Het oorspronkelijke document is verloren gegaan maar een kopie uit de 14e eeuw in Cartularium III van de Sint-Michielsabdij van Antwerpen laat deze Klein-Brabantse auteur toe om de ligging van Breendonk te helpen bepalen. Een klein stukje vertaling van deze schepenbrief en vooral de laatst vermelde persoon erin is best intrigerend:  

“…over alle (onroerende) goederen, roerende goederen en erfgoederen binnen en buiten de stad Mechelen gelegen, in het bezit van wie dan ook, en in het bijzonder over de grond in Bredendonc (bedoeld Breendonk), gelegen in Wildebroec (Willebroek dus), waarover betwisting bestaat tussen de vermelde partijen (meer bepaald tussen ene Franco Ewerlinc, zijn vrouw Oda en hun kinderen Hendrik en Walter enerzijds, en Rabbado van Waerloes anderzijds.” 

Geprikkeld door deze familienaam kan je, zoals ik, ook eens in de ‘Geschiedenis van Waarloos’ (2000) van Robert Van Passen duiken. En daar lees je:

“…Herkomstnamen drukken een vroege, misschien wel een eerste migratie uit de plaats van herkomst uit. Of de naamdrager zelf geëmigreerd is uit deze plaats of afstamt van een van zijn voorgangers-naamgenoten is natuurlijk niet meer uit te maken. Het is duidelijk dat in vele gevallen toenamen zoals Van Waerloos werden gegeven aan belangrijke personen die in of buiten de gemeente een gezagvolle functie uitoefenden.

Een eerste categorie heette gewoon Waarloos zonder ‘de’ of ‘van’ ervoor. In 1340 en 1554 staat een zekere Peter Waerloos vermeld met daartussen een aantal naar Antwerpen en elders geëmigreerde naamgenoten.

De tweede categorie omvat een grote groep emigranten met de naam Van Waerloos en het zeldzamere de Waerloos. Zo kennen we in 1377 Agnes Van Waerloos en ook Heylwych Van Waerloos uit 1456.

In 1309 komt al een De Waerloos voor in een akte van de Sint-Michielsabdij.

In ruil voor een te houden requiemmis of jaargetijde voor de vader van magister Joannes De Waerloos en van de prelaat van de abdij, Godfridus Van Waerloos, doen abt en convent een jaarlijkse schenking of ‘pitantie’ aan het klooster. Het ging hier om een eigendom in de Hoelstraete (ca. Kievitstraat) te Antwerpen. Deze ‘pitantie’ betekende in feite een toemaatje bij eten en drinken voor de monniken die er blijkbaar vele lange jaren konden van genieten. In een document van 1305 zien we een stukje land verschijnen met twee kleine hoevetjes gelegen op ‘Ten Houte’ (latere terreinen Brouwerij Maes in Waarloos) die zelfs na verkoop aan de weduwe van Wouter Berthout door Arnoldus De Waerloos cijnspenningen blijven opleveren aan de abdij; elk jaar te betalen op ‘Laetare’ of halfvasten.
 
Twee naamdragers Van Waerlooshebben het inderdaad ver gebracht op de ladder van de geestelijke hiërarchie: Godfried Van Waerloos  en zijn broer Jan Van Waerloos.

Godfried werd door de pausen rond 1300 belast met de verdediging van de kloosterbelangen, o.m. met die van Rozendaal te Walem. In 1314 bekrachtigde hij een akte van Kamerijk betreffende het Sint-Elisabethgasthuis te Antwerpen. Voor de Sint-Michielsabdij in de Scheldestad was zijn abtfunctie van die aard dat hij de gebouwen van de kerk uitbreidde, de eigendommen door aankoop of schenking deed aangroeien en er de zorg voor kon dragen dank zij aflaten, misstichtingen, giften enz. Het bekende ‘droit de gîtes’ (recht op onderdak, huisvesting) van de middeleeuwen verleende hij aan hertog Jan I. Deze prelaat Godfried Van Waerloos overleed op 11 januari 1328. Als achttiende abt van de voor Waarloos zo belangrijke St.-Michielsabdij had hij een ambtstermijn van 28 jaar vervuld, en werd niettegenstaande hij ook de naam of kloosternaam Gerard Van Loen droeg, naar zijn herkomst (a patria) Godfried Van Waerloos genoemd. Abt Van Waerloos was misschien wel de beroemdste uit die middeleeuwse periode.
Het wapen van abt Godfried Van Waerloos met (niet vertaalde) Latijnse tekst

Zijn broer Jan Van Waerloos was al even beroemd, als plebaan dan van het Mechelse begijnhof. In een oorkonde van dit begijnhof uit 1297 noemt men hem “prochiaen van den beghinen” en draagt hij de meestertitel, en van hem wordt ondersteld dat hij die oorkonde met zijn zegel bekrachtigde.

Ongeveer met dezelfde titulatuur komt de Waarlose pastoor Jan in een oorkonde van 1307 voor. De pastoors van het begijnhof en zeker meester Jan De Waerloos komen nogmaals voor in een akte van de St.-Michielsabdij anno 1314. Er hangen nog een paar mysteries rond figuur van Jan, deze begijnhofpastoor. Werd het Waarlose toponiem Begijnhof eeuwen later naar deze illustere Jan van Waerloos genoemd? Of verwees men er naar een of ander begijntje? En was hij ook de vertrouwensman die in 1312 belast werd door de hoge adel en door de uitvoerders van het testament van de doodzieke hertog Jan II om belangrijke documenten naar Tervuren te brengen?

Even mysterieus en alleszins ver van de bakermat Waarloos terug te vinden, was nog een Jan of Jean De Waerloes, die we als kapittelheer in Munsterbilzen aantreffen in de jaren 1385-1417. De Van Waarlozen bewogen zich niet alleen in geestelijke kringen, maar ook op burgerlijk vlak, want we ontmoeten ze in tal van andere gemeenten, zoals de oorkonden het aanduiden. We zien ze in Duffel, als naam van een hoeve in die buurgemeente (14de eeuw, bv. Jan Van Waerloos).Te Brecht was er ook een Waarloosakker met een familienaam Lysbeth Van Waerloes.

Een hele stoet dus, te lang om allemaal te beschrijven. En dan spreken we nog niet over ene Wyllebaysius De Waerloos en over Arnoldus ook gekend onder de naam Van Gestel.”

En wie kan de Kortrijkse zakenman Della Faille vergeten die in de 16de eeuw naar Antwerpen verhuisde, er rijkelijk have en goed verwierf door handelstransacties met Genua en Portugal, zich zo liet opmerken bij de hoogste landbestuurders en hierdoor een adellijke titel verwierf die hij kon doorgeven aan kinderen en nazaten. Eén tak van deze Della Failles noemde zich de Waerloos omwille van hun groot aantal gronden en hofsteden in Kontich en Waarloos. Sinds 1830 resideren ze op  ‘Groeningen’, ons prachtige Kontichse kasteel tussen het lover in de Groeningenlei.  

Paul Wyckmans

(Voor dit artikel werd gebruik gemaakt van de ‘Geschiedenis van de Prins Boudewijnlaan’ van André Van Elshocht, ‘De Gazet van Kontich’ van 15 juli 1983 en ‘De Geschiedenis van Kontich’ van Robert Van Passen.)

HOME

Created:21/09/2011
© 2003 - MuseumKontich - Alle rechten voorbehouden